1e gedicht van Alied van der Meer

Hoera ik ben stadsdichter. Een mooie klus voor de komende 2 jaar!

Voor het 1e gedicht op de avond van de overdracht, heb ik aan het publiek gevraagd of ze me woorden wilden toeroepen die ze mooi, grappig, vreemd of fascinerend vonden. Woorden die we misschien niet zo vaak gebruiken of in de vergetelheid zijn geraakt. Ze dragen bij aan de biodiversiteit van de taal. En die schijnt – is wetenschappelijk vastgesteld – samen te hangen met de biodiversiteit in de natuur. Het leek me in deze hete, droge zomer dus dubbel en dwars een goed idee om die met z’n allen naar boven te hengelen en een nieuw leven te geven. De woorden kwamen met gemak tevoorschijn uit het publiek en dat was al een hoopgevend genot. Laten we veelsoortigheid en de vreemdsoortigheid koesteren. In de taal en in de natuur!

Zo waren we bezig op een avond in september
een eerste begin
We waren bereid
tot levende woorden
bewogen van een leeg veld
naar di-ver-si-teit
we zaaiden het in
in een poging tot zin.

Er gloeide een Decanteren op
En Flierefluiten sloot zich aan
Tergend kwam voorbij samen met Amper, Klikspaan en Zwerk
Het grote Labbekakken ontsproot
Ja, nu kwam het echte werk
Leviteren vroeg een podium
Gramschap stond op uit de dood
Een onvervalste Kwispedoor spatte uiteen in ons gezicht
Hemelsbreed en Evenwicht voegden zich naadloos in het geheel
Het ging goed en steeds beter, het was al bijna een braaf gedicht.

Die avond in september
we gingen ons te buiten, we raakten op drift
en bogen de stroom naar waar die moest gaan
richting drogende IJssel, verliezende linde, en dappere Plataan.