Er was al heel vroeg de belofte van een buitengewone dag;
al bij het ochtendgloren kwamen er duiven in het geweer.
Heel die morgen viel er uit de hemel
geen neerslag van betekenis; de bezetting
van de terrassen kwam langzaam op gang.
Intussen woedde, vrijwel ongehoord, de oorlog
tussen de supermarkten onverminderd voort.
Tegen de middag
verschenen er vliegtuigjes,
die ronkten in de lucht
en klommen en doken
als vogels in de vlucht.
Ruim voor de avondklok was de hele stad veroverd
door een leger van dagjesmensen.
Er werden veel plaatjes geschoten,
om de tijd te doden,
maar ook voor het nageslacht.
Niemand dacht nog aan de nacht.
Jos Paardekooper