
Dit pand aan de Mr. H.F. de Boerlaan, dat trouwens een woonhuis is, heeft me al vaak als ik erlangs kwam aan het mijmeren gezet. Nu heeft het ook tot een gedicht geleid.
Dat ik bang was
Ik droomde dat ik bang was voor de dood,
lucide mij was ingevallen dat
al wat ik was weer eens werd afgesneden
van al waar ik in vastgeklonken zat.
Dat dat, en verder niets, de toekomst bood;
dat alles wachtte tot de noodklok sloeg
en hier en nu verstoven tot verleden,
voor eeuwig, en dat dat dus angst aanjoeg.
Geen meisjeslach, geen vergezicht, geen boom
waarin ik de voorzienigheid niet zag,
alsof ik iets verborgens had ontdekt.
Maar ik ontwaakte uit die boze droom
en een zoveelste eindeloze dag
lag doodgewoon weer voor me uitgestrekt.