Vrij naar: G.A. Bredero, ‘Boeren gezelschap’
Arent Pieter Gijsen, Jan-Joost en Zerko Zwaan
Die wilden naar de Deventer zomerkermis gaan –
Zo gezeid en zo gedaan.
Men ging op pad, kwam hallef zat
Op ’t Grote Kerkhof aan.
Arent Pieter Gijsen was fors en goed gebruind;
Spijkerbroek en T-shirt, en een petje op z’n kruin,
Wat scheefjes en wat schuin.
De tanden bloot, de handen groot,
Elkeen was goed geluimd.
Toen dan dit volkje te Deventer aankwam,
Troffen ze daar Remco en Luuk en Joris Kram,
En Ronald Breugelmans;
Met Bernard Vorst, Joop van der Horst
En Adri Dubbeldam.
De meisjes van Schalkhaar en de Colmschater-buurt
Die hadden heur wangen zo wonder geplamuurd,
O ze werden zo begluurd!
En kijk Katrien had van Carien
Een legging ingehuurd.
In de Zevende Hemel daar werd toen zo geschranst,
Gedobbeld, gedronken, gezongen en gedanst,
Geflikflooid en gesjanst.
Men riep om wijn, het moest zo zijn,
Want heerlijk duurt het langst.
Maar Laura en Linda die hadden zo’n plezier
In ’t steegje van Sint Jan en in ’t gras bij de rivier,
Verhit door wijn en bier
Werd onvermoeid gedold, gestoeid,
Ach, ’t was zo’n zoet vertier.
Benevelde Arent, die trok het eerste mes,
Luuk in een reflex sprong dadelijk met een fles
Voor z’n maten in de bres.
Het was geen grap, daar viel een klap,
En nog een stomp vijf zes.
De meisjes die waren al gillend weggesneld,
Bang voor de gevolgen van het zinderend geweld,
Luuk lag al uitgeteld,
Verkrampt van pijn, het moest zo zijn,
Door messteken geveld.
Zerko nam een barkruk die bij de tapkast stond,
Stoelen en tafels, ja alles vloog in ’t rond
Wat zich binnen maar bevond
Ging door de ruit – ’k nam een besluit:
’t Werd mij te ongezond.
Gij dames en heren, beschaafd, welopgevoed,
Mijd die stoeipartijen: ze zijn zelden zo zoet
Of ’t kost iemand z’n bloed.
Dus drink met mijn een glaasje wijn,
Dat is u wel zo goed.
Jos Paardekooper, Deventer, 1 juni 2009