Er hing een heel dikke appel aan een heel klein boompje in gul oktoberlicht.
‘Geknipt voor ons’, sprak Bouwkunde. ’Zo intiem!’
‘Hmm, dat kan geschilderd’, zei Het Kunstenlab en stak voor de maatvoering alvast een duim in de lucht.
‘Een appel’, hapte de Schouwburg, ‘dat is voor alle mensen. Grote zaal, klip en klaar.’
‘Laten we vooral kijken naar de architectonische en stadsversterkende waarde van de oorspronkelijke muur rond de binnentuin van het fruitterrein!’, meende het Rondeel.’
‘Wij denken erover na’, aarzelde Studium Generale. ‘Zo’n appel, je kan er van alles van vinden.’
‘Verfilmen’, koesterde het Filmhuis. ‘Tot op het klokhuis. En dan drie dagen op de Brink.’
‘Fruitessays’, wist de Bibliotheek, ‘Of gedichten. Misschien een beetje scheppingsverhaal. En dan gratis laten reserveren.’
‘Festival van de boomgaard’, mompelde het Evenementenbureau.
‘Ja, en dat we de mensen zelf een appel laten maken!’, juichte de Leeuwenkuil.
‘Combineren met een peer, nee met een hele fruitmand’, peinsde het Productiehuis.
‘En dan onszelf een appelflauwte swingen!’, verheugde zich het Burgerweeshuis.
‘Wij schatten de herkomst van de appel zeker uit de bloesemtijd’, rubriceerden de Deventer Musea. ‘Wij opteren voor de eigentijdse Deventer appel in retrospectief.’
‘Dit kan landelijk’, droomde de Kunsthal. ‘Dit kan groots, internationaal en toekomstig.’
‘Wij houden vast een kratje vrij in de kelder’, dacht het Stadsarchief vooruit.
Vijftien appels hingen aan een boom in gul oktoberlicht.
Heleen Bosma