Gedichten


Archeoloog

Liefst liet hij zichzelf begraven
in zijn ondergrondelijk bedrijf,
zich tot op het bot verrassen
door die verkoolde potscherf,
of dat verkoolde lijk.

Zijn kosmos is in kannen en kruiken,
met breukvlakken en beerputten bezaaid;
heel zijn leven ligt in scherven ─
hij zou niet anders kunnen,
niets anders willen erven.

Jos Paardekooper

Gedicht bij gelegenheid van het landelijke archeologencongres, dat op 8 en 9 november 2007 in de Deventer Schouwburg werd gehouden.


Verdwenen chemie

De ene keer komt een gedicht in een half uurtje tot stand, een andere keer wil het in geen weken lukken. Voor de presentatie van de eerste Deventer thriller, getiteld Verdwenen chemie, van Almar Otten, donderdag 27 september bij boekhandel Praamstra, wilde ik een gedicht schrijven waarin de naam van de auteur voorkwam, ’teneinde die te vereeuwigen’. Maar ik kon steeds maar niet op zijn naam komen, noch op de titel van dat boek, ongetwijfeld als gevolg van een chemische stoornis in mijn hersenen. Vandaar dat ik het gedicht maar ‘Verdwenen chemie’ heb genoemd.

Verdwenen chemie

Zijn naam spookt almaar door mijn hoofd,
maar mijn geheugen laat zich steeds bedotten;
is het de drank die mij weer heeft verdoofd,
of laat ik mij door angst en vrees beknotten?
Ben ik soms bang dat hier mijn schedel wordt gekloofd,
of dat er plots gebeukt wordt op mijn botten?

Ach nee, ’t maar een boek, tenslotte.
Jawel, maar ook met kunst valt niet te spotten
en zeker niet als er complotten
en een vuistvol afgeknotte
stenguns in het spel zijn, tot de
politie dan maar een prijs heeft uitgeloofd
voor wie de schrijver weet te spotten…

Ik raak nu écht van mijn verstand beroofd;
hoe héét ie nou? ’t Is van de zotte!
Hij had me nog een exemplaar beloofd…
Ach, ’t kan me eigenlijk ook niks verrotten.

Jos Paardekooper


Plaats delict: Praamstra Deventer

Na het debacle met het gedicht waarin ik maar niet op de naam van de Deventer thrillerauteur Almar Otten kon komen, wilde ik mij revancheren. In het volgende gedicht heb ik geprobeerd me in te leven in het verwrongen brein van een misdaadauteur. De thrillerschijver spreekt:

Plaats delict: Praamstra Deventer

Ik ben een gotspe in ’t diepst van mijn gedachten
waar ’t woelt en spookt van moorden en verkrachten:
mijn bovenkamer is mijn ‘plaats delict’.

Toch raakt de buitenwereld niet verschrikt,
geen Sherlock die naar mij behoeft te zoeken:
ik roof en moord slechts in mijn boeken.

Mijn leeslust is daarvan de oorzaak;
vandaag en hier is dan de doorbraak.
Conclusie: Praamstra is een moordzaak.

Jos Paardekooper, september 2007

voorgedragen tijdens de presentatie van de eerste Deventer thriller Verdwenen chemie van Almar Otten, in boekhandel Praamstra te Deventer, op donderdagavond 27 september 2007.


Huzaren en Titanen

In Wien en in Venedig bezongen zij elkaar,
zij gravin Mariza, hij was een huzaar.
‘Als ik toch eens rijk was’, droomde hij dan maar,
en zij wás rijk, en weduwe, dankzij Franz Léhar.

Als om middernacht het sprookje uit was
reden ze terug naar huis,
hernamen dan hun daagse plaats
aan bureau of aan fornuis.

Ze hebben elk een lief gezin
dat ze niet zouden kunnen missen,
zo min als de betovering
van grime, decors, applaus, coulissen.

Ze zullen zingen tot hun laatste snik,
doen als het moet een dodendans
aan boord van een onzinkbaar schip.
Het doek gaat op; dan komt de trance.

Jos Paardekooper

gedicht ter gelegenheid van het gouden jubileum van de
Musical- en Operettevereniging Deventer (M.O.D.)


Ik probeer mijn pen

Ik probeer mijn pen

een dankdicht voor collega-dichters in gemeentedienst
Lenze L. Brouwers, Michel Martinus en Hanz Mirck

Wat deed de dichter?
Hij scherpte zijn pen
onverveerd
zonder Word, op eigen kracht
bracht hij de woorden bij elkaar
met eigen handen hoofd en hart.

Wat doen de broeder-dichter?
Zij strijken pluimen
veerkrachtig
steken ze veren in des dichters gat
vanaf hun eigen dichtertronen
vanuit hun eigen zusterstad
(behalve broeder Hanz,
die in geen Hanzestad wil wonen).

Wat doet de dichter?
Hij veert op
hij wikt zijn woorden
hij weegt zijn waarden:
De stad bouwt voort
de dichter houdt woord.

Jos Paardekooper


Boekenschat

Schweigt stille,
plaudert nicht:
hier wordt gewerkt!

Hard gewerkt
zacht gewerkt
achter de schermen
vensters op de wereld
blikken op oneindig.

All the world’s a window,
and all you need is
een wachtwoord.

Jij, mijn boekenschat,
hebben alle zoekers hier
nota’s begonnen
behalve ik en jij:
waar wachten wij nog op?

Jos Paardekooper

gedicht gemaakt ter gelegenheid van de heropening, op woensdag 26 september 2007, van de Athenaeumbibliotheek in het gebouw van de Saxion Hogeschool aan de Handelskade te Deventer.


Canto ostinato inspirato * (litanie romeo-latino)

A     O
Alpha Omega

canto comica
canto cantata
cantica nato
canto tina nato
canto ostinato
canto tosti nostra

Canto giusto
canto augusto
canto illustro
canto si cano
canto piano
cantico no?
cantico si!
cantico Sibiu
cantico virilo

Cantico Romeo
Cantico Julia
cantico Thalia
musica antiqua
cantico antico
cantico no?
cantico si!
cantico Sibiu

Cantico forte
forte piano
canto piano
piano si forte
canto si forte
canto sinatra
canto donata
canto illustrata
canto Nicoleta
canto Rigoletto
canto idolato
cantico si
cantico no
cantico nato
canto ostinato

Alpha Omega
A     O

Jos Paardekooper, Sibiu, 16 augustus 2007

* Van 10 tot en met 20 augustus 2007 maakte Sibiu (Roemenië), de culturele hoofdstad van Europa in dat jaar, kennis met een gezelschap van ongeveer zestig (merendeels) jongeren uit haar partnergemeente Deventer, in het kader van het project ‘Young in Europe / Tanar in Europa’. Op 16 augustus werd in de openlucht, naast de bibliotheek Thalia, onder een strakblauwe hemel tweemaal Canto ostinato van Simeon ten Holt uitgevoerd, een minimaal anderhalf uur durende compositie voor vier piano’s.
    Jos Paardekooper, die hierbij toehoorder was, liet zich tijdens en door deze uitvoeringen inspireren tot bovenstaand gedicht, waarin op een tamelijk doorzichtige wijze de naam van een van de organisatoren is verwerkt. In haar dankt hij alle organisatoren van deze culturele reis.


Zelfinterview met de stadsdichter

Hoe voelt het nou om een B.D.’er te zijn?
Wilt u het antwoord gewóón, of op rijm?

Nou, als het rijmt staat het wél professioneel…
Oei, wat rijmt dáárop, nou vraagt u wel veel!

U bent nu ineens wel bekend in de stad?
Nou, ik woon hier al jaren, maar ik leer wekelijks nog wat.

Wordt u op straat nu ook als dichter herkend?
Iemand zei gisteren: ‘Dag meneer Kopland’ ─ maar ’t went.

Heeft u altijd al gedichten geschreven?
Behalve de eerste vijf jaar van mijn leven.

Rookt u bij het schrijven in ’t klad of in ’t net?
Da’s gek, maar daar heb ik nog nooit op gelet.

Hoe lang doet u nou over een woord, of een strofe?
De woorden gaan sneller, dat zult u geloven.

En komen er ’s nachts ook gedichten naar boven?
U mag blijven logeren, maar ‘k kan u niks beloven.

Denkt u bij ’t dichten aan een muis of een weekdier?
Geen van beide, en ook niet aan Vondel of Shakespeare.

Begint u met woorden, of is er eerst klank?
Om eerlijk te zijn: allereerst is er drank.

Aha! dus u schrijft zogezegd in een roes?
Nee, in een stoel, of op bed of onder de douche.

Tot slot dan:
hoe werkt dat nou eigenlijk, ‘het creatieve proces’?
Ach creatief, creatief, dat is maar geklets.
Ik ga d’r voor zitten of ik ga d’r bij staan,
en soms ga ik liggen en dan komt het eraan.
Zorg wel voor een onderwerp dat je goed ligt,
en stel je ervoor open: dan komt het dicht.

Dan dank ik u hartelijk voor dit gesprek.
Geen dank, maar mag ik vragen: vindt u mij nou gek?

Jos Paardekooper


Una giornata particolare (een uitgelezen dag)

ontwerp voor een filmscenario

De dag loopt af
de stad loopt leeg
de terrassen lopen vol
de tassen puilen uit.

Een papier waait op
het verkeer zwelt aan
een motor raast voorbij
de vuilnisploeg komt voor.

Mossellucht drijft langs
de ober komt zo bij je
de bestelling komt door
een glas valt om.

De stemming stijgt
het kwik daalt
de zon gaat onder
de camera zoomt
uit.

Jos Paardekooper


Samenspel

Bespeel ons, o Muze, de schoonst’ aller banen:
die van Deventer Dichter, en laat ons beramen
hoe wij ons wapenen tegen de wanen
waarmee wij ons willens en wetens omvamen.

Als de stad staat op stelten,
als de Adelaars spelen,
als de spreekkoren klinken
uit dorstige kelen,
als de burgerwacht waakt
aan de Deventer poort;
nu nog een snaak
die dit alles verwoordt.

Zend ons dus, Muze, een dichter, een bouwer,
een lettergreepvoeger, een rijmmetselaar,
een signalenontvanger, een gedachtenontvouwer;
U doet het voorspel, wij staan klaar.

Jos Paardekooper


Drankgelag

Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst
denkt de drankenindustrie.
Dus ontwikkelt men de breezer
als een zoete eau de vie.

Is men eenmaal dertien jaren,
staat de brouwerij gereed
om, net als in crisisjaren,
bij te dragen aan het leed.

Hoe zou Freddy H. het vinden
als zijn dochter lazarus
in het ziekbed zou belanden,
nog ruikend naar de spiritus?

Dat de jeugd iets wil proberen
uit de band springt, op zijn tijd
dat is goed….Ook kroeg en winkel
dragen verantwoordelijkheid.

De politie hier ter stede
heeft een heel mooi plan bedacht:
Is uw kind flink in de lorum,
wordt het keurig thuisgebracht.

Met een boete in ’t vooruitzicht
snellen kind en pa en ma
naar Verslavingszorg en horen:
voortaan drinken jullie spa!

Dick Metselaar
Stadsdichter


Hoort, schrijft het voort

Hoor:
hoe alles verandert, en kantelt
en wankelt en wentelt;
je worstelt
en gaat ten onder
zo hoor je nog eens wat.

Je pin en je pas en je bank
je baas en je buit en je huid
je naam en je kraam en je faam
je leus, je keus, ja heus
alles verandert
en gaat ten onder
Hoor, schrijf het voor!

Schrijf op!
hoe alles vervliegt en vervlucht
alles verdampt en verkrampt
alles lalt, alles valt,
alles zinkt en verdrinkt
en verzuipt
en gaat ten onder
en zo hoort het ook.

Hoort, schrijft het voort!

Jos Paardekooper


De scootmobielenstoet

Van alle scooters die er zijn
Is de scootmobiel het allerfijnst.
Geen brommer, fiets of autopet
Geeft zijn berijder zoveel pret.

Refr
Uit de weg, uit de weg!
Wie moet lopen die heeft pech.
Toet! Toet! Toet!
Daar komt de scootmobielenstoet!

Geen voertuig dat zo zalig rijdt
’t Verheft je tot de adelheid
je waant je ’n vorst in majesteit
een kardinaal in zijn habijt.
Toet! Toet! Toet!
Daar komt de scootmobielenstoet!

Je wordt door iedereen benijd
Wanneer je door de velden rijdt
Gesteund door onze overheid
In winter- en in zomertijd.
Toet! Toet! Toet!
Daar komt de scootmobielenstoet!

Je voelt je ’n hele piet of meid
Door fans en coaches begeleid
Daag je de Russen zelfs in ’t krijt
Guus Hiddinks trainingstrucs ten spijt.
Toet! Toet! Toet!
Daar komt de scootmobielenstoet!

’t Is of je over ’t water glijdt
of over ’n naadloos straattapijt
een mes dat door de boter snijdt
de wind die door je haren vlijt:

Uit de weg, uit de weg!
Wie moet lopen die heeft pech.
Toet! Toet! Toet!
Daar komt de scootmobielenstoet!

Jos Paardekooper

Gedicht ter gelegenheid van de vijfde Nationale Scootmobielendag, georganiseerd door de Gehandicaptenraad Deventer, op de eerste dag van de zomer van 2008.


WATER UIT STEEN

Brink, huiskamer van de stad.
Waar de reiziger wandelt, zit,
zich laaft aan bomen, plein,
decor van eeuwen steen.

Onder het goedkeurend oog
van een manshoog beeld
staat daar,
terug van
even weggeweest,
de pomp.
Schenker van gemeentepils
aan generaties
jaar na jaar.

Een druppel, een liter,
een emmer vol.
Bron aan de Brink.
Pomp voor het volk.
Water uit steen.

Dick Metselaar
Stadsdichter


Scootmobiel

We leven in een tijd van grote haast.
Seconden tikken weg, wíj moeten sneller.
We rijden graag sportief en sturen feller
en raken in ’t verkeer niet uitgeraasd.

In Diepenveen is 30 veel te traag,
ook Scootmobielbestuurders gingen klagen
dat de wethouder hún tempo wil vertragen.
Het energieverbruik moet onverwijld omlaag.

Och, laat ze toch begaan in het verkeer.
Meer uitlaatgas en stroom, wat kan het schelen,
wat maakt het uit voor onze atmosfeer.

Juist scootmobielen hebben haast, uit nood!
Ondanks de schrille roep om te onthaasten.
Want ziet, wie haalt hen bijna in…de dood!

Dick Metselaar
Stadsdichter Deventer


Bolwerksmolen

Daar kraken de balken
Daar ratelt de ketting
en zaagt weer de zaag

Molenwieken vangen wind
als de ledematen van een kind
dat radslag na radslag draait

De roeden zijn gestoken
Rechtop staat ze, fier
Haar molenkop pal in de wind

Wieken zwaaien naar de stad
in standen die praten
van rouw en van trouw

Het kraakt weer,
het draait weer
het zaagt weer de bomen tot hout

 

Dick Metselaar

 


Wordt vervolgd

De acties van De Hond nemen groteske vormen aan
En uit de bajes klinkt het steeds: ‘ik heb het niet gedaan,
het DNA, het nagelvuil, dat is toch geen bewijs?’
Ik houd mijn onschuld vol, als ‘t moet tot elke prijs

Nu is er weer een steen gelicht, maar zonder resultaat
Dus komt er straks een nieuwe rechtzaak, ditmaal over smaad
Zo langzaamaan verwordt de hele kwestie tot een soap
Het ‘wordt vervolgd’ duidt niet alleen op ‘t rechterlijk verloop

‘Ik ben onschuldig’, is het mantra, telkens weer herhaald
Maar het alibi was filterdun, ’t mobieltje ‘weggestraald’
We wachten rustig op De Hond z’n nieuwe episode
Maar Peter R. de Vries acht bewezen wie er doodde

Voor Deventer en de familie komt er maar geen rust
Wie komt er eens tot inkeer, wie voelt zich schuldbewust?

Dick Metselaar
Stadsdichter


Permanent toezicht

Je hoort heel vaak, ‘we voelen ons niet veilig’
Een blik, een klap; de lontjes zijn zo kort
Een mensenleven lijkt niet langer heilig
Je wordt zó in het ongeluk gestort

De stad is in het nieuws, al vele weken
Een weduwe kwam tragisch aan haar eind
De rechterlijke macht heeft het dossier bekeken
Maar ’t vonnis wordt door acties ondermijnd

De veiligheid, het toezicht en de regels?
De handhaving wordt hier en daar verzaakt…
Dankzij Maurice de Hond met al zijn pegels
wordt evenwel haar rustplaats permanent bewaakt

Dick Metselaar
Stadsdichter


Paasvuur in Lettele

Een lint van lichte lampions verlaat het dorp
Voorop de trommelaars en fakkeldragers
Nat land draagt de houten berg
Wind jaagt gestaag de vlammen op

Een baken van licht zuigt zuurstof aan
door zwarte wolken reikt de hitte naar de hoogste vlag
Vuur weerkaatst in duizend ogen
Vonkenregens bevruchten het land

Vier elementen, krachtig verbonden,
kondigen nieuw leven aan.
Oerfeest van de Germanen.

Uit de feesttent klinkt muziek
1 meter bier: 12 munten.
De jeugd ruikt de lente, het voorjaar kan beginnen

noot voor de mailgroep:
In 742 werd op een kerkvergadering in Regensburg (Duitsland)
het maken van lentevuren verboden.
Opmerkelijk dat dit heidens ritueel de eeuwen heeft doorstaan.  


Lucas 19:27

Het christelijk gezin gelooft het zelf nog niet
maar ‘t huisorgel wordt tóch vast afgestoft
En voordat vader thuis is neergeploft
giet moeder spruitjes af in het vergiet

En biddend, met de knietjes op het koude zeil,
dankt men voor het bericht per telefoon
Die rode stad heeft zich zonder vertoon
bekeerd tot christenunie en hun ‘heil’

‘De wereld is in zes dagen gemaakt’
is naar verluidt hun vreemde denkpatroon
’t Is hier dat Deventer de weg is kwijtgeraakt

Maar burgers in de stad, knalrood of liberaal
de vrije geesten dus, ze denken doodgewoon:
de mooie Hanzestad blijft antiklerikaal!

Dick Metselaar
Stadsdichter