Hoogwater

in de lentegroene weilanden rond de stad,
het is toch al januari, zwanen als slordig opgezette
sneeuwbeelden grazend tegen gewoonte in,
terwijl op de dijken langs de rivier dagjesmensen
staren over de watervlakte, zwijgend in het besef
dat zij die niet beheersen en de ganzen vliegen
boven hun hoofd in perfecte V-vorm, noord-zuid,
het verloop steeds warriger nu lente, winter en
herfst in één seizoen tegelijk worden vervat;
zij worden niet meer bejaagd door dwangarbeiders
in Siberië, zijn ontsnapt en strijken neer in de
uiterwaarden en weilanden, waar de regelzucht
ze alsnog bejaagt; dieren en mensen onderdeel
van elkaar, de stad als eiland in de tijd, de zandzakken
op de kades symbool voor de vruchteloze pogingen tot
het bedwingen van de getijden en het water zal weer
dalen, in de bodem zakken, rusten bij het gebeente
in de voorouderlijke klei, tot ziens dan maar weer

© Lammert Voos