In de tussentijd

Het leven overstelpt weer eens mijn zinnen
en zelfs mijn zinnen overstelpen mij.
De algehele ordeloze brij
komt niet te stuiten ongefilterd binnen.

De rede kan het even niet meer winnen,
die is voor het bewustzijn geen partij,
die beent het met de beste wil niet bij,
dus aan bezinnen is nu geen beginnen.

Dit had al eens bezit van mij genomen,
ineens was alles met zichzelf in strijd
– waar was ik en wie was zichzelf nu kwijt? –
maar van die schrik lijk ik te zijn bekomen,

want nu ik weer mijn bloed kan voelen stromen,
denk ik: waar was ik in de tussentijd?