Hoe zou het zijn
als je met heel je wezen
taal bent
en jezelf laat lezen
een boodschap overbrengt
in dansend lijf en leden?
Wat als het aankomt op jouw cirkelen
op wat jij uitschrijft als je zweeft
in rechthoek of triangel
de geur die je afgeeft
hoe lang je linker voelspriet beeft
als dat de dagen zal voorzeggen
de tijd dat je nog leeft?
Alles wil nog,
verzamelen, behoeden, doorgeven
zomeren, zoemen, zinderen
alles kan nog net
grootbrengen, vechten voor, kinderen.
De bij
vast dichterbij dan wij
in het voorvoelen van gevolgen
pesticide, parkinson
voor hen geen woorden, krantenkoppen
maar vreemd ruikende velden, zwaarbeladen oorden
verteld in vorm van vleugelpunt -trilllend- een seconde
waar je de vaart moet breken en je vlucht moet stoppen
En wij
waar raakten we weg
vergaten we het verhaal
waar viel ons voelend lichaam uit de taal?
Het was in een zomer die in de verte nog leek op zinderen, kinderen
toen we opgingen in
een eenzaam potje honing op de bovenste plank, verstoft
herinnering aan ons paradijs
wij en ons eigen gewin.
Dit gedicht is gemaakt naar aanleiding van een gesprek met de Deventer stadsimker Frank Leenen, op het dak van het stadhuis. Hij plaatste daar een nieuw volk in de hoop op nieuwe aanwas, nadat 6 van zijn 8 bijenvolken dood zijn gegaan. Oorzaak waarschijnlijk een mix van weersomstandigheden – lees: klimaatverandering -, gebrek aan biodiversiteit en bijenziekte.