De aanblik van de lege winkelstraten
leidt even tot een lichte huivering.
De Brink nog leger dan Het Grote Kerkhof,
de stad nog stiller dan mijn wandeling.
Sporadisch zie ik enkele passanten,
elkaar ontwijkend in gestrekte pas,
bekenden die zich tot een knik beperken,
angstvallig weggedoken in hun jas.
Hoe troosteloos, hoe omineus dit straatbeeld,
maar hoe ontroerend tegelijkertijd,
want achter deze ijzige façade
schuilt niet aflatende saamhorigheid.
Er wordt geredderd, in de bres gesprongen,
bedrijven bieden hulp op grote schaal,
artiesten steken harten onder riemen
en zoveel hartverwarmends gaat viraal.
Mijn pas vertraagt, heel even zie ik voor me
hoe er gevochten wordt en liefgehad,
de mensen in de zorg – ik val er stil van.
Inwendig stil, nog stiller dan de stad.
Waarop me invalt dat ik met de wereld,
de maatschappij – zo broos, zo goedbedoeld –
mij ondanks al die anderhalve meters
niet eerder zo verbonden heb gevoeld.

Naar aanleiding van de ingrijpende maatregelen om het coronavirus tegen te gaan.