Stevig, hoog en oudroze staat het gebouw.
Het stratenweb doet je aan vroeger denken.
Een etensgeur prikkelt de neus.
Het pand is onbewust aan ’t wenken.
Glazen klinken, lepels tikken,
kurken ploppen, flessen schenken.
Hier waart niet slechts de geest van Bacchus
maar van alle muzen, dochters van Zeus;
muziek, theater, wetenschap
vinden hier hun aardse thuis.
Je vlindert er van Muze naar Amuse
en rustig klinkt het restaurantgedruis
Ik tel ze niet, de zangers van de koren,
artiesten, dichters of de graag geziene gast,
die hier een nieuwe liefde vonden.
Een passie voor theater en muziek, maar
ook een nieuwe vriend, vriendin van vlees en bloed.
Kom, schenk de glazen vol met wijn of gueuze lambic!
Je volgt de weg, omhoog en ziet de dans, toneel.
Er klinkt een lied, de stoelen gaan opzij.
Je raakt ze bijna aan, de vele kunstvertolkers
en proeft de sfeer, dit gaat toch niet voorbij?!
Nu weet de gast: Bouwkunde te minnen.
Geen huis in Deventer streelt zó totaal de zinnen.
Dick Metselaar
Stadsdichter Deventer