de man die driehoog woont aan het Pothoofd
legt glimlachend zijn verrekijker neer, maar meeuw noch stern
boven de rivier hebben zijn aandacht
het zijn de tegels op de kade, schots en scheef en verzakt,
de schepen die van hun trossen slaan aan de zinkende oever
en het zijn auto’s die uit koers raken door het golvend asfalt en
rakelings langs de hinkelende voetgangers scheren,
de volgende is misschien raak, denkt hij besmuikt maar hoopvol
en hij ziet, hij is immers een ziener, een man van kansen,
hij ziet mogelijkheden in onmacht en onbeholpenheid,
de schreeuw uit de onderbuik is hem nooit luid genoeg
de man die driehoog woont aan het Pothoofd
is letselschadeadvocaat, hij droomt iedere nacht
van een grotere woning
© Lammert Voos