paling


Tot slot

Lieve mensen, wat is er de afgelopen twee jaar veel gebeurd! Gister droeg ik tijdens Het Tuinfeest alweer het Deventer Dichter stokje over aan mijn opvolger Wibo Kosters. Hierbij, speciaal voor jullie, mijn slotgedicht. Bedankt voor de prachtige tijd!

Deventer

Je was de liefste onbekende
in gedroomd vakantieland,
bezaaid met zonnige boetiekjes
waar de kerkklok trage uren slaat.

Ik heb gedanst op al je pleinen,
tastte je straten en je steegjes af.
Ik baadde pootje in de levensader
die jou ooit bestaansrecht gaf.

Je gaf je mensen aan me prijs
zodat ik jou kon lezen.
Ik sprak verdwaalden en verdwaasden,
bezielden en verweesden,
en trof de dwarse denkers
uit je sprekende verleden.

Soms werd je me teveel,
dan klonk mijn lofzang als een noodkreet:
Hoe van al die losse schakels
pure chocola te maken?

Je bent de kleuters met de skelters op de Brink,
de menigte die samenkomt in tijd van rouw,
de hoer die kalmpjes rookt in haar portaal,
de man in pak met paling voor zijn vrouw.

Je bent de kerk die veel te groot is voor zijn rol,
de IJsselstroom die schitterend door het landschap voert,
de geur van koek die ‘s morgens in de lucht hangt;
en ik, je aangenomen kind, niet langer een toerist.

Als ik moegepraat en uitgestreden
van mijn trip door opgefokte steden
bij je thuiskom,
staan je huizen aan de Wellekade
als ouders aan de eindstreep, klaar
om mij naar bed te dragen.