De ene keer komt een gedicht in een half uurtje tot stand, een andere keer wil het in geen weken lukken. Voor de presentatie van de eerste Deventer thriller, getiteld Verdwenen chemie, van Almar Otten, donderdag 27 september bij boekhandel Praamstra, wilde ik een gedicht schrijven waarin de naam van de auteur voorkwam, ’teneinde die te vereeuwigen’. Maar ik kon steeds maar niet op zijn naam komen, noch op de titel van dat boek, ongetwijfeld als gevolg van een chemische stoornis in mijn hersenen. Vandaar dat ik het gedicht maar ‘Verdwenen chemie’ heb genoemd.
Verdwenen chemie
Zijn naam spookt almaar door mijn hoofd,
maar mijn geheugen laat zich steeds bedotten;
is het de drank die mij weer heeft verdoofd,
of laat ik mij door angst en vrees beknotten?
Ben ik soms bang dat hier mijn schedel wordt gekloofd,
of dat er plots gebeukt wordt op mijn botten?
Ach nee, ’t maar een boek, tenslotte.
Jawel, maar ook met kunst valt niet te spotten
en zeker niet als er complotten
en een vuistvol afgeknotte
stenguns in het spel zijn, tot de
politie dan maar een prijs heeft uitgeloofd
voor wie de schrijver weet te spotten…
Ik raak nu écht van mijn verstand beroofd;
hoe héét ie nou? ’t Is van de zotte!
Hij had me nog een exemplaar beloofd…
Ach, ’t kan me eigenlijk ook niks verrotten.
Jos Paardekooper