Zus

Je bent nog niet uit tijd geweven
de stem van juf klinkt ondraaglijk lang
je tuurt naar een wandplaat naast dichte gordijnen
zoekt zuurstofhappend naar samenhang
tussen apen, noten, poezen,
vergeelde kezen, kale doezen,
het e’tje in weide, haast een speldenknop,
de streepjes bij scha-pen, ertussen én er bovenop.
En waarom heet wim niet broertje maar zus wel zus?
Jaren later, de wereld leest al ‘maan roos vis’,
leer je een tante kennen, die helemaal niet je tante is,
wel tante Zus, hmm, zó zit dat dus.

De dubbele bodem
en daarmee voet aan de grond krijgen
waar dan ook.
Maar eerst niet weten dat je lezen kan,
alleen weten dat je daar wilt zijn,
bij letters,
bij desnoods het leesplankje,
bij saaie maar-er-is-niks-anders uit elkaar vallende boekjes,
bij het etiket van de pindakaas
bij middagen opstellen maken met vieze woorden waar je
veel sneller dan je wilt, blijft steken wegens onwetendheid,
bij het boodschappenlijstje van de jongen die, steeds één ding,
meer dan honderd keer boodschappen wil doen op een dag,
een langere lijst dan je ooit zag.

Pas veel later boeken
en ademloos dichterbij dan je ooit
bij iemand was geweest,
ook bij jezelf.

©2009 Heleen Bosma

M.B. Hoogeveen, schoolhoofd van de latere Hagenpoortschool, ontwikkelde in Deventer in circa 1897 het leesplankje ‘raam roos neef’ dat de voorloper was van het latere ‘aap noot mies’.
Dit gedicht is geschreven voor de Week van de Alfabetisering 2009.